Onderdanen van derde landen die houder zijn van een door de eerste lidstaat afgegeven geldige vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon, kunnen op basis van die vergunning en van een geldig reisdocument en op de voorwaarden van de artikelen 21 en 22 en overeenkomstig artikel 23, in één lidstaat of in verscheidene andere lidstaten binnenkomen en daar verblijven en werken.